Geen belastingverhoging (meer) bij eerste overtreding en afwezigheid van kwade trouw?
Het Wetboek van de Inkomstenbelastingen voorziet dat bij niet-aangifte, bij laattijdige overlegging van de aangifte of in geval van onvolledige of onjuiste aangifte, de op het niet aangegeven of laattijdig aangegeven inkomstengedeelte verschuldigde inkomstenbelastingen, worden vermeerderd met een belastingverhoging die wordt bepaald naar gelang van de aard en de ernst van de overtreding, volgens een schaal gaande van 10 % tot 200 % van de op het niet aangegeven of laattijdig aangegeven inkomstengedeelte verschuldigde belastingen.
Reeds van bij de invoering van voormelde schalen in 1980 voorziet de wet dat “bij ontstentenis van kwade trouw” “kan” worden afgezien van het minimum van 10 % belastingverhoging.
In de parlementaire voorbereiding van 1980 verduidelijkte de regering/minister dat in geval er geen sprake is van frauduleus opzet (“en cas d’absence d’intention de fraude”) het minimum van 10 % belastingverhoging niet toegepast “zal” worden.
In tegenstelling tot de toelichting in de parlementaire voorbereidingen blijkt dat de Belgische fiscale administratie doorgaans bij een eerste overtreding steeds een belastingverhoging van 10% oplegt, ook in het geval er in hoofde van de belastingplichtige geen sprake is van kwade trouw. De fiscale administratie maakt zelden toepassing van voormelde wettelijke “mogelijkheid” om af te zien van deze belastingverhoging.
Recent heeft het Grondwettelijk Hof in een arrest van 21 november 2024 overwogen dat een belastingverhoging “in beginsel” niet wordt toegepast “wanneer het om een eerste overtreding zonder oogmerk van fraude gaat”. De huidige praktijk van de fiscale administratie is dus in strijd met deze overweging, aangezien slechts zeer uitzonderlijk afgezien wordt van de belastingverhoging van 10%.
Op 26 november 2024 werd aan de Minister van Financiën in de Commissie voor Financiën en Begroting van De Kamer een vraag gesteld over deze problematiek. De minister heeft – onder verwijzing naar voormeld arrest van het Grondwettelijk Hof en naar de bedoeling van de wetgever – bevestigd dat de belastingverhoging van 10 % niet “wordt” toegepast bij een eerste vergissing.
Het is uiteraard af te wachten of de fiscale administratie, gelet op voormeld arrest van het Grondwettelijk Hof en het standpunt van de Minister van Financiën, haar beleid ter zake zal aanpassen.
In elk geval kan het voormelde arrest van het Grondwettelijk Hof, evenals het recente antwoord van de Minister van Financiën, worden opgeworpen als (bijkomend) argument om dergelijke belastingverhogingen van 10 % te betwisten.
Voor dergelijke betwisting kan u beroep doen op de diensten van ons kantoor.