Nieuwe federale regering stelt nieuwe mogelijkheid in het vooruitzicht om in het verleden begane fiscale inbreuken te regulariseren

Noodzaak van een fiscale regularisatieprocedure

Vele landgenoten houden op heden (nog steeds) vermogen aan dat behept is met in het verleden begane fiscale inbreuken, dan wel vermogen waarvan zij niet meer met stukken kunnen aantonen dat dit zijn normale belastingregime ondergaan heeft.

Het betreffende vermogen kan bestaan uit gelden en/of effecten op rekeningen bij (buitenlandse of Belgische) banken, tegoeden in levensverzekeringscontracten bij (buitenlandse of Belgische) verzekeraars, fysieke goudstaven of –munten, enz.

Het kan hierbij gaan om zelf begane inbreuken, doch ook over vermogen dat men bij schenking of erfenis heeft bekomen zonder de historiek ervan te kennen.

Hoewel de betreffende inbreuken op fiscaal vlak dikwijls reeds verjaard zijn, zijn aan dergelijke vermogens verschillende belangrijke risico’s verbonden. Naast het risico op een strafrechtelijke vervolging (o.a. wegens een witwasmisdrijf), bestaat het risico dat de financiële instelling, waar deze tegoeden worden aangehouden of waarnaar deze tegoeden getransfereerd worden, deze tegoeden niet  zal aanvaarden, hetgeen onder andere tot een blokkering van de tegoeden kan leiden.

Het is in voormelde context, nl. om ieder risico dat hiermee gepaard gaat uit te sluiten en de fiscale latenties te neutraliseren, dat verschillende landgenoten een fiscale regularisatie van in het verleden begane fiscale inbreuken dienen te overwegen.

Formele regularisatieprocedure afgeschaft op 31 december 2023

Tot eind 2023 kon een regularisatieaangifte ingediend worden bij het Contactpunt Regularisaties, een entiteit die speciaal hiervoor binnen de Dienst Voorafgaande Beslissingen werd opgericht.

Deze ‘formele’ regularisatieprocedure bij het Contactpunt Regularisaties werd evenwel op 31 december 2023 beëindigd.

Sindsdien bestaat er geen formele regularisatieprocedure meer, waarbij in het verleden begane fiscale inbreuken rechtgezet kunnen worden met het oog op  fiscale en strafrechtelijke amnestie.

 

Rechtzetting bij de procureur des Konings?

De toenmalige Minister van Financiën heeft in antwoord op een parlementaire vraag op 19 juli 2023 verklaard dat personen die fiscaal verjaarde kapitalen wensen te regulariseren vanaf 1 januari 2024 hun dossier dienen voor te leggen aan de procureur, die dan vervolgens de mogelijkheid heeft om een minnelijke schikking voor te stellen.

Al snel is evenwel gebleken dat de parketten van de procureur des Konings dergelijke spontane rechtzettingen niet aanvaarden. Daar waar het er aanvankelijk naar uitzag dat er een omzendbrief uitgevaardigd zou worden door het College van procureurs-generaal, waarin er uniforme richtlijnen voor spontane rechtzettingen zouden worden bepaald, is deze omzendbrief op heden nog steeds niet gepubliceerd en is het niet duidelijk of dergelijke omzendbrief er nog zal komen.

In ieder geval leert de praktijk dat momenteel geen dossiers bij het parket ingediend kunnen worden, waardoor er momenteel geen kader bestaat voor rechtzettingen van (fiscaal verjaarde) inbreuken.

 

Nieuw federaal regeringsakkoord stelt een nieuwe fiscale regularisatie in het vooruitzicht

Diverse media berichtten de afgelopen weken dat ook de onderhandelaars voor een federale regering de noodzaak van een fiscale regularisatieprocedure erkennen en dat zij zouden overwegen om een nieuwe procedure in te voeren.

De nieuwe federale regering, die intussen de eed heeft afgelegd, heeft zich in het op 31 januari jl. gesloten federaal regeerakkoord, inderdaad ertoe verbonden om een nieuwe permanente (para)fiscale regularisatie uit te werken.

Enerzijds kunnen wij dit initiatief alleen maar toejuichen. Het is goed nieuws dat de (huidige) impasse– waarbij er geen mogelijkheid bestaat om in het verleden begane inbreuken te regulariseren – beëindigd zal worden.

Anderzijds zullen de concrete modaliteiten van de regularisatieprocedure nog moeten blijken. In de tekst van het regeerakkoord worden dienaangaande al enkele indicaties gegeven:

  • Vooreerst wordt gesteld dat de procedure “strenger” zal zijn. Het is vermoedelijk in dit kader dat gesteld wordt dat de “tarieven” zullen worden verhoogd naar 30% voor wat betreft niet-verjaard kapitaal en 45% voor verjaard kapitaal.
  • Daarnaast wordt voorzien in een uitzondering voor “belastingplichtigen die goede trouw kunnen aantonen”. Het valt af te wachten hoe deze uitzondering concreet zal uitgewerkt worden, doch het is te hopen dat deze uitzondering een oplossing zal bieden voor bijvoorbeeld personen die bij schenking of erfenis een (Belgisch of buitenlands) vermogen hebben verkregen en die in veel gevallen geen zicht (kunnen) hebben op de historiek van dit vermogen.
  • Verder is voorzien dat de nieuwe regeling er zal komen “in overleg met de gewesten”. Het lijkt er dus op dat er gestreefd zal worden naar een procedure waarbij ook regionale belastingen (zoals erfbelasting) geregulariseerd kunnen worden.

 

Wij hopen in ieder geval dat de modaliteiten van de regularisatieprocedure die tot eind 2023 bestond aan een grondige evaluatie onderworpen zullen worden en dat de bij deze procedure aanwezige inconsequenties herbekeken worden, teneinde deze procedure zo veel als mogelijk te laten aansluiten met de regels van het strafrecht en de praktijken dienaangaande van de parketten van de procureur des Konings. Wij denken hierbij onder andere aan de volgende in de vorige regularisatiewet opgenomen modaliteiten:

  • Vooreerst dient vraag gesteld te worden in welke mate het opportuun is om de zogenaamde “omkering van de bewijslast” te behouden. Overeenkomstig de vorige regeling was de aangever verplicht om de bedragen te regulariseren waarvan hij niet aan de hand van schriftelijk bewijs kon aantonen dat deze hun normale belastingregime hebben ondergaan.

 

In veel gevallen kan de aangever niet meer bewijzen dat bepaalde sommen hun normale belastingregime hebben ondergaan louter omwille van materiële redenen, nl. omdat er geen stukken meer voorhanden zijn (cf. de bewaartermijn voor banken). Deze aangevers werden aldus – indien zij bepaalde inkomsten wensten te regulariseren – gedwongen om dat volledig vermogen te regulariseren, terwijl het mogelijk/waarschijnlijk was dat het grootste deel van dit vermogen zijn normale belastingregime heeft ondergaan (doch dit niet meer aangetoond kan worden).

  • In de vorige regularisatiewet was voorzien dat fiscaal niet-verjaarde inkomsten onderworpen werden aan een heffing tegen het normale tarief verhoogd met bepaalde percentpunten (op het einde waren dit 25 percentpunten). Het betrof dus een tariefverhoging.

 

Dit heeft tot gevolg dat de sanctie relatief veel zwaarder is bij lager belaste inkomsten dan bij hoger belaste inkomsten:

  • Bij roerende inkomsten die belastbaar zijn aan 30% komt een tariefverhoging van 25% neer op een sanctie van 83,33%.
  • Bij vrijgestelde onroerende inkomsten komt een vaste tariefverhoging van 25% naar op een nog veel zwaardere sanctie.
  • Dit terwijl een tariefverhoging van 25% bij beroepsinkomsten die belastbaar zijn aan 50% neerkomt op een sanctie van 50%.

 

Wij stellen ons daarom de vraag of het niet rechtvaardiger zou zijn om te werken met belastingverhogingen (zoals voorzien in de fiscale wetboeken), eerder dan met vaste tariefverhogingen. Bij belastingverhogingen is de verhoging proportioneel naargelang de inbreuk, terwijl bij een tariefverhoging lager belaste inkomsten verhoudingsgewijs zwaarder “bestraft” worden dan hoger belaste inkomsten.

  • In de vorige wet was voor fiscaal verjaarde kapitalen voorzien in één forfaitair tarief, en dit ongeacht de aard van de inkomsten die niet aangegeven werden.

Opnieuw heeft dit tot gevolg dat de sanctie relatief zwaarder is bij lager belaste inkomsten dan bij hoger belaste inkomsten:

Dit is o.i. onbillijk wanneer men geacht wordt het illiciet vermogensvoordeel recht te zetten. Zo zijn er oude vermogens waarbij enkel/hoofdzakelijk de belasting op roerende inkomsten moet worden geregulariseerd (die destijds belastbaar waren aan lagere tarieven, dikwijls 15%). Indien een heffing van 40% wordt opgelegd, betreft de sanctie maar liefst 266%.

Zo zou bijvoorbeeld overwogen kunnen worden om een afwijkend tarief te voorzien indien de aard van de ontdoken belastingen nog kan worden aangetoond, waarbij dan ook gewerkt kan worden met een belastingverhoging.

Het mag ons inziens geenszins de bedoeling zijn dat iemand die spontaan een rechtzetting wenst te doen een hogere heffing dient te betalen dan iemand die naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek strafrechtelijk veroordeeld wordt of een minnelijke schikking sluit.

In het regeerakkoord wordt gesteld dat de maatregelen die deze legislatuur in werking treden allemaal in 2026 ingevoerd worden. Het wordt niet verduidelijkt of dit ook voor de regularisatieprocedure het geval zal zijn. Wij mogen alleen maar hopen dat het jaar 2026 niet afgewacht wordt en dat nog dit jaar een nieuwe procedure in werking zal treden.

Los van het ogenblik van de inwerkintreding van de nieuwe procedure is het o.i. absoluut aanbevolen dat personen die tegoeden aanhouden die behept zijn met fiscale inbreuken, alle documenten die de herkomst van deze tegoeden aantonen, blijven bewaren en – als deze niet onmiddellijk voorhanden zijn – dat zij deze in de mate van het mogelijke nog verzamelen (o.a. door opvraging van gegevens bij de buitenlandse financiële instellingen).

Hierbij dient ermee rekening gehouden te worden dat de buitenlandse banken de bankdocumenten slechts voor een beperkte periode (doorgaans 10 jaar) bewaren, waardoor naar mate de tijd verloopt er minder documenten beschikbaar zijn.

 


Indien u hieromtrent verdere vragen hebt kan u contact opnemen met Mr. Ann Verbist of Mr. Laurens Vergauwe.

Doolaege, Verbist & De Meyere BV
Koning Albertlaan 165
9000 Gent
BE 0647.999.788

+32 (0) 9 242 80 10
info@dvdtaxlaw.be