Nieuw regime inzake auteursrechten niet van toepassing op computerprogramma’s, bevestigd door het Grondwettelijk Hof

Bij de programmawet van 26 december 2022 werd een nieuw belastingregime inzake auteursrechten ingevoerd.  Sindsdien is het toepassingsgebied art. 17, §1, 5° WIB 92 beperkt tot originele werken van letterkunde of kunst zoals bedoeld in artikel XI.165 van het Wetboek van economisch recht (WER) of op prestaties van uitvoerende kunstenaars zoals bedoeld in artikel XI.205 van hetzelfde Wetboek.

Ontwikkelaars van computerprogramma’s en ondernemingen die actief zijn in de informaticasector stelden bij verzoekschrift d.d. 30 juni 2023 een beroep tot vernietiging in bij het Grondwettelijk Hof tegen dit nieuw belastingregime inzake auteursrechten, inz. art. 100 van voormelde programmawet.

Zij argumenteerden dat de bestreden bepaling een discriminatie doet ontstaan onder de auteurs van werken van letterkunde of kunst die door het auteursrecht worden beschermd overeenkomstig het WER, naargelang die werken al dan niet computerprogramma’s zijn.

Arrest 52/2024 d.d. 16 mei 2024

De belangrijkste overwegingen kunnen als volgt worden weergegeven.

Het Grondwettelijk Hof meent dat de wetgever met dit nieuwe belastingregime heeft willen terugkeren naar de oorspronkelijke doelstellingen van de wet van 16 juli 2008, namelijk de toepassing van een passend fiscaal regime op inkomsten die op onregelmatige en wisselvallige wijze worden verkregen in het kader van artistieke activiteiten (B.1.3).

Volgens het Grondwettelijk Hof wordt het toepassingsgebied van het nieuw belastingregime inzake auteursrechten beperkt door ‘gelijkgestelde’ werken van letterkunde zoals de in artikel XI.294 WER bedoelde computerprogramma’s uit te sluiten (B.1.4).

Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is (B.4.2.).

De ontwikkelaars van computerprogramma’s bevinden zich in een situatie die vergelijkbaar is met die van de auteurs van werken van letterkunde of kunst, bedoeld in artikel XI.165 WER (B.5.2).

In fiscale zaken beschikt de wetgever over een ruimte beoordelingsvrijheid wanneer een bijzondere fiscale regeling invoert.  Bovendien moet hij gebruik kunnen maken van categorieën die, noodzakelijkerwijs, de verscheidenheid van toestanden slechts met een zekere graad van benadering opvangen (B.6).

Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat de wetgever wou terugkeren naar de oorspronkelijke doelstellingen van de wet van 16 juli 2008 om een einde te maken aan de misbruiken de ingevoerde fiscale regeling voor auteursrechten.  De wetgever had immers vastgesteld dat de toekenning van auteursrechten een volwaardige beloningsmethode is geworden in bepaalde sectoren van beroepsactiviteiten die soms veraf stonden van de vooraf gestelde doelstellingen (B.7).

Dat de wetgever hierdoor auteurs van computerprogramma’s verschillend behandelt, berust op een objectief criterium,  namelijk de aard van het werk dat door het auteursrecht wordt beschermd en waarop de inkomsten betrekking hebben.  In het ene geval betreft het een werk van letterkunde of kunst, in het andere geval een computerprogramma (B.8).

Afhankelijk van de aard van het werk bestaat er een vermoeden dat de inkomsten al dan niet op onregelmatige en wisselvallige wijze worden verkregen.  Dit vermoeden bestaat dus niet ingeval de inkomsten betrekking hebben op computerprogramma’s (B.9).

Computerprogramma’s zijn hoofdzakelijk van technische en utilitaire aard, worden ontwikkeld in een bijzondere economische context en zijn onderworpen aan een bijzondere regeling die op verschillende punten afwijkt van het gemeen auteursrecht (B.10).

Er kan redelijkerwijs aangenomen worden dat er met betrekking tot de inkomsten van de auteurs van werken van letterkunde en kunst een risico van onzekerheid en wisselvalligheden bestaat.  Dergelijk risico bestaat niet – of op een duidelijk meer beperkte wijze – met betrekking tot de inkomsten van de ontwikkelaars van computerprogramma’s (B.11).

Door ontwikkelaars van computerprogramma’s of de personen die hen tewerkstellen te onderwerpen aan de fiscale regeling die van toepassing is op de beroepsinkomsten, heeft de bestreden maatregel geen onevenredige gevolgen (B.12).

 

Bijgevolg is het uitsluiten van de inkomsten die betrekking hebben op computerprogramma’s van de fiscale regeling voor auteursrechten volgens het Grondwettelijk Hof redelijk verantwoord (B.13).

 


Voor meer informatie : Leen De Vriese (le***********@dv*******.be)  en Maarten Ost (ma*********@dv*******.be

Doolaege, Verbist & De Meyere BV
Koning Albertlaan 165
9000 Gent
BE 0647.999.788

+32 (0) 9 242 80 10
info@dvdtaxlaw.be