De FOD Financiën acht zich bevoegd te oordelen of er sprake is van een ‘auteursrechtelijk beschermd werk'(1) met een controleactie tot gevolg.

06-05-2022

Het fiscaal gunstig regime inzake auteursrechten, wanneer er sprake is van vergoeding voor de ‘cessie’ of ‘concessie’ van deze rechten aan een natuurlijke persoon, heeft tot gevolg dat het aantal belastingplichtigen-natuurlijke personen dat dergelijke vergoedingen ontvangt exponentieel is toegenomen.

Sommige belastingplichtigen hebben hun concrete casus voorgelegd aan de Dienst Voorafgaande Beslissingen, anderen hebben het stelsel op eigen initiatief geïmplementeerd. De ene was creatiever en origineler dan de andere.

copyright

Allen zijn zij van oordeel dat er sprake is een ‘auteursrechtelijk beschermd werk’ waarover de rechten in cessie of concessie werden gegeven aan een andere partij, al dan niet verbonden vennootschap. De vergoeding waartegen deze rechten werden overgedragen of in gebruik gegeven, wordt in principe beschouwd als een roerend inkomen in de zin van artikel 17 §1, 5 ° WIB1992(2).

In toepassing van artikel 37 WIB én wanneer deze inkomsten worden gebruikt voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid, behouden deze inkomsten de aard van een roerend inkomen (in plaats van een herkwalificatie naar beroepsinkomen) in de mate dat ze een wettelijk bepaalde grens niet overschrijden. Voor inkomstenjaar 2022, aanslagjaar 2023 bedraagt deze grens 64.070 EUR.

Artikel 171, 2°bis WIB bepaalt dat deze inkomsten worden belast aan een tarief van 15%. Dit tarief wordt toegepast op het netto bedrag(3)  dat wordt berekend overeenkomstig artikel 3 en 4 KBWIB (4).

Concreet betekent dit dat voor inkomstenjaar 2022 een bedrag aan auteursrechten tot 17.090 EUR wordt onderworpen aan een werkelijk belastingdruk van 7,5 %.

De fiscale administratie vermoedt al langer dat tal van belastingplichtigen van dit stelsel gebruik maken zonder dat er sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk, doch in haar circulaire van 21 mei 2012 oordeelde de fiscale administratie :

De bepalingen van artikel 17, § 1, 5°, WIB 92, kunnen enkel worden toegepast wanneer het gaat om auteursrechten of naburige rechten die betrekking hebben op een werk van letterkunde of kunst dat door de W 30.6.1994 beschermd wordt. Bijgevolg dient in de eerste plaats te worden bepaald of de geleverde prestaties van die aard zijn dat zij een cessie of een concessie van auteursrechten of naburige rechten met betrekking tot een dergelijk werk uitmaken.

De toepassing van de W 30.6.1994 behoort tot de bevoegdheid van de FOD Economie. Bijgevolg komt het niet aan de FOD Financiën toe om te bepalen of een werk al dan niet onder het toepassingsgebied van die wet valt.

Het zijn uiteindelijk de hoven en de rechtbanken die als enige kunnen beslissen of een werk wordt beschermd door de voormelde W 30.6.1994.(5) (eigen onderlijning)

In navolging van een arrest van het hof van beroep te Gent(6) en een arrest van het Hof van Cassatie in dezelfde zaak(7) komt de fiscale administratie terug op het in voornoemde circulaire ingenomen standpunt.

In een addendum van 25 februari 2022 aan voornoemde circulaire bevestigt de administratie dat de FOD Financiën bevoegd is voor de toepassing van artikel 17 §1, 5° WIB in zijn geheel en wijzigt haar standpunt in verband met de bevoegdheid van de FOD Economie: “Rekening houdend met de voormelde arresten wordt die commentaar verwijderd. Die arresten brengen – voor de toepassing van de fiscale wetgeving – de bevoegdheid van de FOD Financiën inzake de beoordeling van het bestaan van een werk beschermd door de wetgeving betreffende het auteursrecht naar voren, en dit onder het toezicht van de hoven en rechtbanken” (eigen onderlijning).

En de fiscale administratie voegt de daad bij het woord… de laatste weken worden opvallend veel vragen om inlichtingen verzonden zowel aan natuurlijke personen die een vergoeding voor de cessie of concessie van auteursrechten hebben ontvangen als aan vennootschappen die deze vergoedingen hebben betaald.

In hoofdzaak wordt aan de geviseerde belastingplichtigen, naast andere inlichtingen, gevraagd om aan te tonen dat er sprake is van een ‘auteursrechtelijk beschermd werk’. In bepaalde gevallen worden de vragen inzake de personenbelasting ten opzichte van de vennootschapsbelasting subtiel anders geformuleerd. Hieraan dient de nodige aandacht te worden besteed.

Hoewel deze vragen voornamelijk bedoeld lijken om inzake personenbelasting de roerende inkomsten uit de cessie of concessie van auteursrechten mogelijk te herkwalificeren naar beroepsinkomen wanneer er geen sprake zou zijn van een auteursrechtelijk beschermd werk, mag ook de ‘circulaire 2017/C/68 betreffende auteursrechten die worden verworven om duurzaam te worden gebruikt voor de bedrijfsactiviteit’(8) niet uit het oog worden verloren. Inzake vennootschapsbelasting zou zich een discussie kunnen voordoen wanneer de betaalde vergoedingen volledig als beroepskost in aftrek werden gebracht.

De administratie neemt immers aan dat er fiscaal een onzichtbare reserve ontstaat wanneer verworven auteursrechten die bestemd zijn om duurzaam voor de bedrijfsactiviteit te worden gebruikt:

  • ofwel niet worden geactiveerd overeenkomstig het boekhoudrecht en onmiddellijk voor het geheel ten laste worden gelegd van het resultaat in hetzelfde boekjaar
  • of boekhoudkundig over minder dan 5 jaar worden afgeschreven.

Overeenkomstig art. 24, eerste lid, 4°, WIB is de vastgestelde onzichtbare reserve een belastbare winst.

Het is dan ook duidelijk dat het beantwoorden van de vragen om inlichtingen in deze problematiek weloverwogen moet gebeuren. De antwoorden die worden verstrekt, zullen immers de basis vormen van een eventuele verdere herziening van de fiscale toestand van zowel de betrokken natuurlijke personen – auteurs als de vennootschappen.


[1] Circulaire 2022/C/22 over de kwalificatie van ‘beschermd werk’ door de wetgeving betreffende het auteursrecht en de naburige rechten van 25 februari 2022, addendum aan Circulaire nr. Ci.RH.231/605.842 (AAFisc Nr. 21/2012) dd. 21.05.2012

[2] Artikel 17 §1, 5 ° WIB bepaalt : “Inkomsten uit roerende goederen en kapitalen zijn alle opbrengsten van roerend vermogen aangewend uit welken hoofde ook, namelijk: (…) 5° de inkomsten verkregen uit de cessie of de concessie van auteursrechten en naburige rechten, alsook van de wettelijke en verplichte licenties, bedoeld in boek XI van het Wetboek van economisch recht of in overeenkomstige bepalingen in het buitenlands recht.”

[3] Artikel 22 laatste lid WIB

[4] Artikel 4 KBWIB bepaalt : “Het in artikel 3 vermelde forfait wordt gebracht op: 1° 50 % van de eerste schijf van 10.000 euro (geïndexeerd 17.090 EUR voor inkomstenjaar 2022) en 25 % van de schijf van 10.000 euro tot 20.000 euro (geïndexeerd 34.170 EUR voor inkomstenjaar 2022)  indien het auteursrechten betreft;”

[5] Circulaire nr. Ci.RH.231/605.842 (AAFisc Nr. 21/2012) dd 21.05.2012

[6] Hof van Beroep Gent, 30 oktober 2018, 2017/AR/770, www.fisconetplus.be

[7] Cass., 25 juni 2020, nr. F.19.0052.N, www.fisconetplus.be

[8] Circulaire 2017/C/68 betreffende auteursrechten die worden verworven om duurzaam te worden gebruikt voor de bedrijfsactiviteit van 6 november 2017


Heeft u hierover vragen of heeft u bijstand nodig bij het beantwoorden van de vraag om inlichtingen ?

U  kan contact opnemen met mr. Leen De Vriese  : le***********@dv*******.be

 

Doolaege, Verbist & De Meyere BV
Koning Albertlaan 165
9000 Gent
BE 0647.999.788

+32 (0) 9 242 80 10
info@dvdtaxlaw.be