Fiscale controle inzake auteursrechtenvergoedingen: de gevraagde aanwezigheid van de auteur leidt tot het opstellen van een proces-verbaal van vaststelling.
In een eerder nieuwsbericht (https://www.dvdtaxlaw.be/nieuws/de-fod-financien-acht-zich-bevoegd-te-oordelen-er-sprake-van-een-auteursrechtelijk-beschermd) werd gesignaleerd dat de fiscus sinds enige tijd vermoedt dat tal van belastingplichtigen ten onrechte gebruikmaken van het fiscaal gunstig regime inzake auteursrechten om het loonpakket van hun werknemers of hun bedrijfsleider te optimaliseren. Dit vermeend oneigenlijk gebruik van het fiscaal gunstig regime inzake auteursrechten maakt ook deel uit van het door de Minister van Financiën recent aangekondigde plan tegen fiscale en sociale fraude en zal mogelijk op korte termijn het voorwerp uitmaken van een wetswijziging.
De vele controles die door de fiscale administratie sinds vorig jaar werden uitgevoerd zullen zich in de toekomst dus verderzetten. Bovendien werd vanaf 1 januari 2021 ingevoerd dat de vergoedingen die inzake auteursrechten werden uitgekeerd, moeten worden verantwoord door de opmaak van individuele fiscale fiches en samenvattende opgaven (1).
De fiscale controles inzake auteursrechten die door de fiscus worden uitgevoerd doorlopen vaak de volgende stadia:
VRAAG OM INLICHTINGEN
Eerst wordt een vraag om inlichtingen verstuurd naar de natuurlijke persoon die de vergoedingen inzake auteursrechten verkrijgt. Doorgaans wordt ook degene die deze vergoedingen inzake auteursrechten uitkeert geconfronteerd met een gelijkaardige vraag om inlichtingen. Deze vragen om inlichtingen zijn zeer uitgebreide gestandaardiseerde vragenlijsten over de overeenkomst met betrekking tot de cessie/concessie van auteursrechten, de manier waarop de auteursrechtelijk beschermde werken tot stand kwamen, de bepaling van de uitgekeerde vergoeding, de exploitatie van de verworven auteursrechten, ….
In een vorige publicatie werd reeds gewezen op het belang van het weloverwogen beantwoorden van deze vragenlijsten.
CONTROLE TER PLAATSE
Na het versturen van deze vragenlijsten kondigt de fiscus vervolgens een fiscale controle aan om het correcte gebruik van het fiscaal gunstig regime inzake auteursrechten te verifiëren. Deze controles hebben tot doel na te gaan of er sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk (2).
Tijdens deze controle ter plaatse, waarbij wordt gevraagd dat ook de auteur in persoon aanwezig is, worden aan de auteur naast toelichting omtrent het auteursrechtelijk beschermd werk talrijke, vaak juridisch technische, vragen gesteld die de fiscale administratie in staat zou moeten stellen te oordelen of er in het voorliggende geval sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk. De administratie hanteert hierbij een vooraf opgestelde vragenlijst waarbij in de praktijk wordt vastgesteld dat ook de controlerende ambtenaar niet altijd de gehele draagwijdte van de vraagstelling kent en/of begrijpt. De auteurs antwoorden naar best vermogen en zijn zich niet bewust van de mogelijke impact van de antwoorden op het verdere verloop van deze fiscale controle, nu blijkt dat de ambtenaren deze verklaringen noteren in een proces-verbaal van vaststelling. Veelal ontvangt de auteur dit proces-verbaal van vaststelling enkele weken later, samen met een bericht van wijziging.
PROCES-VERBAAL VAN VASTSTELLING
In steeds meer gevallen maakt de fiscale administratie een proces-verbaal van vaststelling op naar aanleiding van het bezoek ter plaatse. De fiscus gebruikt dit proces-verbaal om vermeende verklaringen op te nemen die zouden zijn afgelegd tijdens de controle ter plaatse.
Indien correct gebruikt, kan een proces-verbaal van vaststelling een aanzienlijke impact hebben op de bewijspositie van de fiscale administratie. Een correct opgemaakt proces-verbaal van vaststelling wordt immers een belangrijke bewijswaarde toegedicht tijdens het verdere verloop van de fiscale procedure.
Art. 340 WIB 92 bepaalt immers:
«Ter bepaling van het bestaan en van het bedrag van de belastingschuld alsook ter vaststelling van een overtreding van de bepalingen van dit Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten, kan de administratie alle door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen aanvoeren, met inbegrip van de processen-verbaal opgesteld door de ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Financiën, maar met uitzondering van de eed.
De processen-verbaal hebben bewijskracht tot bewijs van het tegendeel.»
Aan het proces-verbaal kleeft een vermoeden van juistheid en het is vervolgens de belastingplichtige die aan de hand van positieve en controleerbare gegevens de onjuistheid van het proces-verbaal van vaststelling moet aantonen.
Meer dan eens blijkt echter dat de fiscus de eigen spelregels inzake de opmaak van een proces-verbaal niet volgt.
De administratieve commentaar op het WIB 92 bepaalt immers duidelijk dat «[…] De door de verbalisant(en) gestelde vragen alsook de door de geverbaliseerd(n) verstrekte antwoorden dienen letterlijk in het proces-verbaal opgenomen te worden […]»(3).
Daarenboven bepaalt de administratieve commentaar op het WIB 92 dat «De getuigenissen en verklaringen moeten tekstueel weergegeven worden. In dit opzicht, past het in het bijzonder voorzichtig te zijn op het ogenblik van hun overschrijving. In het geval, waarin in het proces-verbaal enkel de essentie van de verklaringen in de bewoordingen van de verbaliserende ambtenaar weergegeven wordt, zal dit op ondubbelzinnige wijze moeten verduidelijkt worden.
Men mag de weergave van de woorden gezegd of verzameld bij de belastingplichtige of bij derden niet verwarren met de procedure van getuigenverhoor zoals bepaald in de art. 325 en 326, WIB 92.
In het kader van het proces-verbaal, is enkel de echtheid van de verzamelde verklaringen gedekt door de bewijskracht verbonden aan het proces-verbaal en niet hun waarachtigheid. De belastingplichtige zal het tegenbewijs kunnen leveren naar recht en feit.[…]»(4).
Mits naleving van deze voorwaarden, kan enkel aan de juist weergegeven feiten in een proces-verbaal van vaststelling een bewijskracht tot bewijs van het tegendeel toegekend worden. Deze bewijskracht strekt zich niet uit tot onverifieerbare weergaven van vermeende verklaringen of gevolgtrekkingen die door de opstellers worden opgenomen in dit proces-verbaal.
BERICHT VAN WIJZIGING
In een volgende fase wordt de belastingplichtige geconfronteerd met een doorgaans moeilijk leesbaar en gestandariseerd bericht van wijzing inzake personenbelasting waarin veelal enkel de conclusie duidelijk is: het fiscale stelsel inzake vergoeding toegekend in het kader van een (con)cessie van auteursrechten wordt geweigerd door de fiscus en alle uitbetaalde vergoedingen worden geherkwalificeerd in één of andere vorm van belastbaar beroepsinkomen. De argumentatie van de fiscus komt er dan op neer dat het betrokken werk van de auteur niet over de ‘concrete’ vorm beschikt die vereist is voor een exploitatie door verspreiding aan het publiek en/of dat het betrokken werk van de auteurs niet oorspronkelijk of origineel is.
Het is aangewezen het bericht van wijziging te beantwoorden met een juridisch onderbouwde motivering. Daarnaast dient in voorkomend geval tevens de inhoud van het proces-verbaal te worden betwist.
Op deze manier kan immers worden vermeden dat de fiscus de bewijslast die op haar rust bij deze fiscale controles van zich afschuift via het oneigenlijk gebruik van een proces-verbaal van vaststelling dan wel dat een lange fiscale procedure moet worden gevoerd wanneer het bericht van wijziging leidt tot de inkohiering van een supplementaire aanslag in de personenbelasting.
(1) Het gebrek aan de opmaak van individuele fiches en samenvattende opgaven gaat gepaard met een weigering van de aftrek van de betaalde vergoedingen als beroepskost en de vestiging van de bijzondere aanslag geheime commissielonen op de betaalde vergoedingen inzake vennootschapsbelasting.
(2) De werken die worden beschermd onder de Auteurswet van 1994 (sinds 1 januari 2015 gecodificeerd in Titel 5 van Boek XI van het WER) zijn ‘werken van letterkunde en kunst’ (art. XI.165 WER, oud art. 1 Auteurswet). Deze bepalingen bevatten geen afgelijnde definitie over wat onder een auteursrechtelijk “beschermd werk” moet verstaan worden. Onder ‘werken van letterkunde’ wordt verstaan “de geschriften van welke aard ook, alsmede lessen, voordrachten, redevoeringen, preken of andere mondelinge uitingen van de gedachte” (art. XI.172, §1 WER, oud art. 8, §1, lid 1 Auteurswet). Voorbeelden van een auteursrechtelijk “beschermd werk” zijn geschriften van welke aard ook zoals boeken, toneelstukken, brochures, cursussen, muziekpartituren, schilderijen, tekeningen, karikaturen, lithografieën, foto’s, animatiefilms, kortfilms, radio– en televisieprogramma’s, bouwplannen, stratenplannen, gebruiksvoorwerpen, computerprogramma’s, ….
(3) Comm IB, nr. 340/93
(4) Comm IB, nr. 340/95
Heeft u hierover vragen of heeft u bijstand nodig ?
U kan contact opnemen met mr. Leen De Vriese (mailto:le***********@dv*******.be” data-original-string=”e83Tzc1a5N7a3TM/5ySWZQ==801xsQf+VjEnGiPW++GSOrwnw/sAis96RnP+rYy1J8QZxQ=” title=”Dit contact is gecodeerd door Anti-Spam by CleanTalk. Klik om te decoderen. Om het decoderen te voltooien, moet JavaScript ingeschakeld zijn in uw browser.)